The Gun Club: “The Las Vegas Story” (1984)

Overgangsplaat

Vorige week nog hadden we het in deze rubriek over Violent Femmes, vandaag richten we onze schijnwerpers op hun tijdsgenoten van The Gun Club, eveneens een band die heel hun carrière lang het middelpunt tussen traditie en vernieuwing opzocht. Aangevoerd door de excentrieke, soms wat losgeslagen, maar geniale frontman Jeffrey Lee Pierce, maakte de band fantastische albums die de agressiviteit en de energie van de punk kruisten aan blues, country, folk en traditionals uit het grote Amerikaanse songboek. Hun derde album The Las Vegas Story, dat vandaag zijn veertigste releaseverjaardag viert, is de overgangsplaat in hun oeuvre, waarop de crossoverstijl meer plaats ruimt voor een traditioneler rockgeluid.

Met hun twee eerste albums Fire Of Love (1981) en de ronduit formidabele opvolger Miami (1982) had The Gun Club op meesterlijke wijze de burg geslagen tussen traditionele muziek en punk. De band oogstte veel lof bij critici en muziekliefhebbers allerhande, maar intern was The Gun Club een voortdurende brandhaard: onderlinge spanningen waren, mede door het onstuimige gedrag van frontman Jeffrey Lee Pierce alledaagse kost en op het podium wisselde de band genialiteit vaak af met heel erg rommelige shows. Vlak na de opnames van Miami verlaat bassist Rob Ritter de band om zich op zijn nieuwe project 45 Grave te richten, maar raadt Patricia Morrison aan als zijn vervanger en leert haar zelfs de baslijnen aan die hij voor de band had ingespeeld op de eerste twee albums. Na een uitgebreide promotietour in het najaar, ontslaat Pierce vervolgens gitarist Ward Dotson en drummer Terry Graham na aanhoudende ruzies. Er volgt nog een EP (Death Party: releaset in april 1983) in een onuitgegeven bezetting, alvorens de band rond diezelfde periode opnieuw de studio induikt voor de opname van een derde album. Vooraf wordt de bezetting opnieuw gewijzigd: Graham keert terug op drums en allicht de grootste verrassing is de terugkeer van Brian Tristan, alias Kid Congo Powers op gitaar. Laatstgenoemde stond in 1979 mee aan de wieg van The Gun Club, maar verliet de band nog voor de opname van het debuut om te gaan spelen bij The Cramps.

The Gun Club’s derde album verschijnt eind juni 1984 bij Animal Records, het label van Blondie- gitarist Chris Stein, onder de titel The Las Vegas Story. Qua geluid is er enigszins een verschuiving te horen ten aanzien van de eerste twee albums. Op hun derde langspeler laat The Gun Club een meer klassiek, alternatief bluesrockgeluid met invloeden uit post-punk horen, zoals in songs als Walking With the Beast, The Stranger In Our Town, My Dreams, de jazzy cover van de aria My Man’s Gone Now (uit de opera Porgy and Bless uit 1935), Bad America en de folky slotsong Secret Fires. Desondanks is het gekende geflirt tussen blues en punk niet helemaal weg: in Eternally Is Here, Moolight Motel en Give Up the Sun is de energieke, door een catchy slidegitaar aangedreven sound, die we kennen van de begindagen, nog overduidelijk present. In de hoesnota’s bij het album draagt Pierce het album op aan Blondie- zangeres Debby Harry ‘for her love, support and encouragement’.

Net als zijn voorgangers wordt ook The Las Vegas Story goed onthaald door de muziekpers en boekt de band bescheiden successen. De band promoot het album uitgebreid in het najaar van 1984, eerst in de Verenigde Staten als voorprogramma van Siouxsie and the Banshees, later in Europa op eigen benen (bij later persingen van het album werd een extra LP toegevoegd met een registratie van een concert in Strasbourg in november 1984). Na afloop van die tournee ontbindt Pierce The Gun Club in januari 1985. Zelf richt hij zich op een solocarrière (resulterend in het uitstekende album Wildweed in 1985), andere leden vormen of treden toe tot andere bands, het meest significant is Kid Congo Powers’ kortstondig lidmaatschap bij Nick Cave & the Bad Seeds. Eind 1986 hervormt Pierce de band in opnieuw een nieuwe line up, met naast hemzelf Kid Congo Powers op gitaar, zijn lief Romi Mori op bas en Nick Sanderson op drums. Er volgen nog vier albums (waaronder het uitstekende Mother Juno in 1987). De band wordt definitief ontbonden wanneer Pierce in maart 1996 veel te vroeg overlijdt op amper zevenendertigjarige leeftijd na een hersenbloeding en de gevolgen van jarenlang alcohol- en drugsmisbruik.

Plaats een reactie