Verse vis: maart 2024

Ha, de lente! De donkerte die later intreedt, gepijnigde lijven die zich tegen wil en dank over de Vlaamse heuvels en kasseien hijsen en de vinken die in mijn achtertuin weer vrolijk van suskewiet doen bij het ochtendgloren. Redenen genoeg om vanzelf een portie bruisende energie door uw aderen te voelen stromen. Traditioneel lijkt stilaan ook de speeltijd binnen de muziekindustrie opnieuw voorbij en worden we bestookt met een stroom aan uitstekende nieuwe releases. Als vanouds loodst Camino u door de albums die, naast een overvloed aan paaseieren, in onze netten achtergebleven zijn de voorbije eenendertig dagen.

Mannequin Pussy: I Got Heaven (Epitaph)

Alweer dienen we een bekentenis te doen (het wordt stilaan een vervelende gewoonte dit jaar…): we hadden tot voor kort nog nooit van Mannequin Pussy gehoord. Het kwartet uit Philadelphia, Pennsylvania is echter reeds sinds 2010 actief en ligt al een aantal jaren onder contract bij het legendarische punklabel Epitaph Records. Daar losten ze op de eerste dag van maart hun vierde album I Got Heaven, een plaat die niet enkel om onze, maar tevens ook om uw aandacht schreeuwt.

Op hun vierde langspeler gooit Mannequin Pussy snoeiharde punk en melodieuze gitaarpop in de blender en de smoothie die daaruit voortvloeit, is even bevreemdend als catchy. I Got Heaven houdt het midden tussen enerzijds Patti Smith, Babes In Toyland en L7 en anderzijds Belly, Cherry Glazerr en Porridge Radio en beschikt over een zelfverzekerde, rechttoe rechtaan en bij vlaagjes verantwoord arrogante attitude. Die wordt voornamelijk verpersoonlijkt door frontvrouw Marsia Dabice, die haar uiterst persoonlijk songs op impressionante wijze afwisselend in je gezicht brult en suikerzoet in je oor fluistert. Voor de liefhebbers: in juni komt de band naar Trix.

Pissed Jeans: Half Divorced (Sub Pop)

Men kan de heren van Pissed Jeans bezwaarlijk een overijverige arbeidsattitude aanwrijven. Hun zesde album Half Divorced is slechts hun derde plaat in elf jaar tijd en veel zin om die met een uitgebreide tournee te gaan promoten, lijken ze vooralsnog ook niet aan de dag te leggen. We vergeven het hen echter opnieuw met de glimlach: Half Divorced is alweer een welgekomen splinterbom die de wereld anno 2024 nodig lijkt te hebben om uit de winterslaap te worden geschud.

Op hun nieuwste langspeler gaan de oudgedienden uit de hardcore punk als vanouds hondsbrutaal en zonder al te veel subtiliteit te werk. Half Divorced klinkt een halfuur lang zoals punk dat hoort te doen: luid, smerig, noisy, to the point, kwaad en malcontent. In een dozijn songs, waarvan de helft onder de grens van de twee minuten blijft, brult Matt Korvette naar aloude traditie de frustraties uit zijn longen en lijkt hij zich luidop af te vragen wat en waar zijn plaats is in deze verdoemde wereld (in het heerlijke Everywhere Is Bad doet hij dat zelfs letterlijk). Subtiel is het nergens, heerlijk aanstekelijk is het dertig minuten lang des te meer. Al wie (zelf)destructieve neigingen bezit, dient in een wijde boog om dit album heen te lopen. De rest moet zijn dorst minsten één keer laven aan deze Half Divorced.

Yard Act: Where’s My Utopia? (Island Records)

De heren van Yard Act mogen dan al vrolijk foeteren tegen het kapitalistische systeem, de consumptiemaatschappij en de nare gevolgen van de brexit, vergis u echter niet: als het over de promotie van hun eigen muziek gaat, zijn het gewiekste marketingjongetjes. Sinds oktober vorig jaar stuurden James Smith en co. sporadisch een nieuwe single de wereld in, waarmee ze fans handig warm maakten voor hun tweede langspeler. Met het gewenste effect: het moment waarop Where’s My Utopia? wereldwijd in de winkelrekken verscheen, was ons trippelen van ongeduld reeds omgeslagen in pure opwinding.

De vier singles die het kwartet uit Leeds als voorloper van Where’s My Utopia? had gedeeld, klonken allen heel erg gevarieerd en tegelijk vintage Yard Act. Door de grenzen van het geluid van hun uitstekende debuut The Overload uit 2022 open te trekken, omzeilen ze in stijl de valkuil om niet aan herhalingsoefeningen te doen. Yard Act injecteert de post-punk van hun eersteling met stevige doses pop, disco en funk, maar verliezen daarbij hun eigenheid nergens uit het oog. Where’s My Utopia? stuitert vervaarlijk en bij vlagen vrij hectisch diverse richtingen uit, strijkers, blazers en gospelkoren vullen elke vorm van leegte keurig op en onderweg delen ze nog een vettige knipoog uit naar Rick James, William Shakespeare en de monsterhit Music Sounds Better With You van Stardust. Dat lijkt op papier iets te veel van het goede, maar Yard Act’s tweede is zo complexloos groovy, schaamteloos dansbaar en trapt tegelijk genadeloos heerlijk op lange tenen, dat we begin april zowaar al van een eerste kandidaat voor ‘Album van het jaar’ durven spreken. Maar dat hebben we, in tegenstelling tot Where’s My Utopia? zelf, nog niet luidop gedaan.

Kim Gordon: The Collective (Matador Records)

Ik heb er het raden naar hoe uw leven er op uw zeventigste zal uitzien, maar starend naar de eigen navel, achten we de kans erg klein dat we onszelf binnen tweeëntwintig jaar nog eens zullen heruitvinden. Maar wij bezitten dan ook slechts een duizendste van het talent, de inventiviteit en de cool van de ‘Queen of Underground’ Kim Gordon.

De ex- bassiste/gitariste/songschrijfster van Sonic Youth werd een klein jaar geleden zeventig, maar qua uitstraling en vinger aan de pols des tijds blaast ze de hedendaagse, zelfverklaarde en door social media gefabriceerde sterren met gemak van hun wankele sokkel. Bijna een decennium na het verschijnen van haar befaamde en magistrale autobiografie Girl In a Band, waarin ze haar leven als vrouw in een succesvolle band beschrijft en afrekent met haar voormalige bandmaat en echtgenoot Thurston Moore, verlegt Gordon op haar briljante tweede soloalbum The Collective opnieuw de muzikale grenzen. Ze maakt het haar luisteraars daarbij allesbehalve makkelijk: het album baadt in een wat duistere en grimmige sound, waarbij hoekige, noisy gitaren in de clinch gaan met industrial drones, daverende bassen en abstracte hiphopbeats en je geen seconde rust gegund wordt. ‘This song is breathing down my neck’, hijgt Gordon in It’s Dark Inside. Hiermee vat ze gebald de verstikkende sfeer van het gehele album samen: The Collective is allesbehalve een luchtige en hapklare brok, maar onder het versmachtende gedreun schuilt er een fantastische moderne klassieker.

Plaats een reactie