Echo & the Bunnymen: “Ocean Rain” (1984)

Tijdloze brug tussen post-punk en psychedelica

Over en weer bekvechten tussen twee vooraanstaande muzikanten, het is van alle tijden en ze dragen soms generaties lang. Recent laaide de legendarische vete tussen The Cure- icoon Robert Smith en The Smiths- legende (maar eveneens notoir zeurpiet en moeilijke mens) Morrissey weer eventjes op. Een man die het allicht met een berde grijs en een doos popcorn bij de hand zal hebben aanschouwd, is Ian McCulloch, de frank gebekte, maar intelligente en geestige Scouser en frontman van Echo & the Bunynmen, die morgen vijfenzestig wordt. Zelf niet vies van een portie sneren naar collega’s (zijn bijnaam ‘Mac the Mouth’ kwam er niet zomaar), bleef McCulloch doorgaans handig uit het oog van de controversiële storm, grotendeels omdat zijn band de gehele jaren ’80 lang een beetje de underdog waren binnen de Britse new wave/post-punkscene. Vier decennia vinden wij dat hier bij Camino Verdraait nog steeds een onrecht en naar aanleiding van de veertigste releaseverjaardag van hun vierde album en meesterwerk Ocean Rain, een album dat haast op perfecte wijze de brug sloeg tussen post-punk en psychedelica, zetten we Echo & the Bunnymen vandaag graag nog eens in de schijnwerpers.

Over hoe McCulloch, gitarist Will Sergeant, bassist Les Pattinson en drummer Pete de Freitas in 1978 Echo & the Bunnymen oprichtten in de buitenwijken van Liverpool, verwijs ik u graag door naar Sergeant’s uitstekende memoires Bunnymen uit 2021, waarin hij het verhaal van de band als stichtend lid veel beter kan verwoorden dan ikzelf zou kunnen. Geïnspireerd door hun stadsgenoten The Teardrop Explodes groeien Echo & the Bunnymen al snel uit tot de meest vooraanstaande band in Liverpool’s underground en post-punkscene rond de befaamde Eric’s Club, die zich recht tegenover de wereldberoemde The Cavern bevindt. Niet lang na hun debuut in Eric’s in november 1978 als support act voor The Teardop Explodes, tekent het kwartet een contract bij het plaatselijke onafhankelijke label Zoo Records. Aldaar debuteren ze in mei 1979 (en op McCulloch’s twintigste verjaardag) met de single The Pictures On My Wall. De band vergaart nationale faam met een livesessie in het bekende radioprogramma van gouwgenoot John Peel (hun eerst van zes sessies voor de invloedrijke radio-DJ) alvorens met torenhoge verwachtingen de studio in te duiken voor de opnames hun debuutalbum. Crocodiles verschijnt in juli 1980 en is een instant succes in eigen land. In de daaropvolgende jaren vergaart het kwartet gestaag mainstream succes met albums als Heaven Up Here (1981) en Porcupine (1983), platen die op uitstekende wijze een brug slaan tussen post-punk, new wave en psychedelica en die hoge ogen gooien in de Britse albumlijsten. Eind 1983, begin 1984 duikt Echo & the Bunnymen opnieuw de studio in met de destijds nog nobele onbekende, maar later gerespecteerd producer en stadgenoot Gil Norton voor de opname van hun vierde album. Het zou de beste plaat uit hun carrière worden.

Echo & the Bunnymen’s vierde langspeler verschijnt begin mei 1984 (en een dag voor Ian McCulloch’s vijfentwintigste verjaardag) bij Korova onder de titel Ocean Rain. Gedurende zevenendertig minuten excelleert de band in negen van de allerbeste songs uit hun gehele carrière. De tracks houden netjes en op uiterst gevarieerde wijze het midden tussen post-punk, new wave, catchy pop en rijkelijk gearrangeerde neo-psychedelica. Enkel om de drie klassiek geworden singles (The Killing Moon, Silver en Seven Seas) alleen al zou Ocean Rain een verplicht nummer moeten zijn in elke zichzelf respecterende albumcollectie, maar het album heeft nog veel meer fraais te beiden. Zoals het uiterst catchy duo Crystal Days en het stuiterende My Kingdom, twee tracks die veertig jaar na release nog steeds evenzeer als potentiële hitsingles klinken. Of meer duistere tracks als het in bombastische strijkers gedrenkte The Yo Yo Man en het afsluitende titelnummer. Daar de band duidelijk progressie wou boeken op het vlak van arrangementen, nemen ze een vijfendertigkoppig orkest mee de studio in, maakt Pete de Freitas gebruik van extra percussie, zoals xylofoons en glockenspiels en hanteert Les Pattinson meermaals galmeffecten op zijn instrument. Die focus op details geeft Ocean Rain een brede gelaagdheid en extra dramatiek mee die het album doen uitgroeien tot het beste werk dat de band gedurende hun carrière heeft gemaakt. De wat mysterieuze coverfoto, een beetje een handelsmerk van Echo & the Bunnymen, werd genomen in de Carnglaze Cavers in Cornwall.

Bij release wordt Ocean Rain vreemd genoeg gemengd onthaald. Desondanks wordt het een commercieel succes in eigen land, alwaar het album in de eerste week na release debuteert op een vierde plek in de albumlijsten en maar liefst zesentwintig weken kampeert in de lijst. Op het eind van het jaar 1984 bereikt Ocean Rain in het Verenigd Koninkrijk een gouden status (100 000 verkochte exemplaren). Ook in de Verenigde Staten wordt de plaat een bescheiden succes, met een zevenentachtigste plaats als eindnotering in de Billboard 200. In de loop der jaren wordt het album positiever beoordeeld door critici en duikt het terecht op in diverse tijdloze lijsten. Voor de band zelf leidt het echter het einde in van hun creatieve piek: in 1988 verlaat McCulloch de band en wanneer de Freitas in 1989 onfortuinlijk om het leven komt bij een moto-ongeluk op de snelweg tussen Liverpool en Londen, wordt de band een eerste keer ontbonden. Sinds 1996 is Echo & the Bunnymen opnieuw actief, met enkel McCulloch en Sergeant als originele leden in de rangen.

Plaats een reactie